Eén op de zes werkende Vlamingen kampt met Burn-Out klachten of loopt er risico op
Artikel KU Leuven 2019
Van de werkende bevolking in Vlaanderen heeft ruim 7 procent burn-outklachten; nog eens 9 procent zit in de gevarenzone. In totaal zijn dat 460.000 werknemers. Dat blijkt uit een meting door de onderzoeksgroep Arbeids-, Organisatie- en Personeelspsychologie van de KU Leuven. Via een nieuw ontwikkelde vragenlijst , de ‘Burnout Assessment Tool’, hebben de onderzoekers het probleem voor het eerst op een betrouwbare manier in kaart kunnen brengen.
Burn-out is geen hedendaags fenomeen: de eerste wetenschappelijke studies dateren al van de jaren ’70. Toch is er tot op de dag van vandaag discussie over de aandoening en is er geen duidelijk beeld van de omvang van het probleem. Dat komt doordat de wetenschappelijke definitie van burn-out verouderd is waardoor het moeilijk is om het probleem op een betrouwbare manier te meten.
De onderzoeksgroep Arbeids-, Organisatie- en Personeelspsychologie van de KU Leuven heeft deze lacune de voorbije jaren weggewerkt. Aan de hand van een nieuwe meting hebben de onderzoekers voor het eerst de prevalentie van burn-out in Vlaanderen vastgesteld. Een bevraging bij 1.500 werkende Vlamingen toont aan dat 17 procent, meer dan één op de zes, in de gevarenzone zit: 9,5 procent loopt risico op burn-out en 7,6 procent is meer dan waarschijnlijk opgebrand.
Risicogroepen
Bepaalde groepen in de werkende bevolking lopen een groter risico op burn-out. Met name het type beroep, het opleidingsniveau en de leeftijd zijn belangrijke factoren. Zo hebben administratief bedienden en arbeiders meer te kampen met burn-out. Ook werknemers in het hogere middenkader lopen een iets groter risico. Verder blijkt burn-out vaker toe te slaan bij mensen met een lager opleidingsniveau. Ook leeftijd speelt een rol: tussen 18 en 34 jaar is het risico het hoogst.
“Deze factoren spelen wel degelijk een rol, maar verklaren het probleem van burn-out niet”, zegt Hans De Witte, professor arbeidspsychologie. “De kern van het probleem ligt bij het werk zelf. Mensen lopen kans op een burn-out wanneer de eisen op het werk te hoog liggen én er te weinig hulpbronnen zijn om met die belasting om te gaan. De concrete jobs van mensen binnen deze risicogroepen liggen dus aan de basis van de burn-out.”
Nieuwe fundamenten
Om tot deze resultaten te komen, moesten de onderzoekers eerst de definitie van burn-out op punt stellen. “De wetenschappelijke basis van burn-out-onderzoek is de Maslach Burnout Inventory (MBI), maar die methode is al 30 jaar oud en dus niet meer hanteerbaar”, zegt professor Wilmar Schaufeli. “De oorspronkelijke definitie beschouwt burn-out als een syndroom van drie samenhangende verschijnselen: uitputting, cynisme en competentieverlies. Op basis van gesprekken met praktijkexperten hebben we een nieuwe definitie ontwikkeld die meer factoren in rekening brengt.”
In de nieuwe definitie heeft burn-out vier kernsymptomen:
-
Uitputting, zowel fysiek als mentaal
-
Mentale distantie: sterke weerstand tegen het werk
-
Cognitieve ontregeling, zoals geheugenproblemen, aandachts- en concentratiestoornissen
-
Emotionele ontregeling: oncontroleerbare heftige emotionele reacties
En drie bijkomende dimensies:
-
Psychische spanningsklachten, bijvoorbeeld slaapproblemen, piekeren of paniekaanvallen
-
Psychosomatische spanningsklachten: lichamelijke klachten van psychische oorsprong
-
Depressieve stemming: zich somber en terneergeslagen voelen
Burnout Assessment Tool
Op basis van de vastgestelde symptomen hebben de onderzoekers vervolgens een nieuwe vragenlijst opgesteld, de zogenaamde ‘Burnout Assessment Tool’ (BAT). De vragenlijst, die 33 vragen telt, maakt het mogelijk om in één oogopslag het risico op burn-out in te schatten. De meting levert een eindscore op en die kan geïnterpreteerd worden aan de hand van een stoplichtmodel. Er zijn drie zones: veilig (groen), risicovol (oranje) en alarmerend (rood).
“Bij veel zorgverleners leeft de frustratie dat er geen betrouwbaar instrument is om burn-out vast te stellen”, zegt doctoraatsstudent Steffie Desart. “Onze tool biedt daar een antwoord op. De grote troef is dat er duidelijke grenswaarden zijn bepaald: als de score in de oranje zone zit, dan is er een reëel risico op burn-out. Wie in de rode zone zit, is meer dan waarschijnlijk opgebrand.”
De BAT kan niet alleen worden gebruikt om burn-out vast te stellen, maar ook voor preventie en begeleiding. “Hulpverleners kunnen de vragenlijst gebruiken om te zien of een behandeling aanslaat. Zo kunnen ze ook beter inschatten of een burn-out-patiënt klaar is om weer aan het werk te gaan. Bedrijven kunnen de tool dan weer gebruiken om een beter beeld te krijgen van het welzijn op de werkvloer en indien nodig preventief maatregelen te treffen.”
Tot nu toe is de meting alleen in Vlaanderen uitgevoerd, maar de onderzoekers willen de BAT ook internationaal op de kaart zetten. Het onderzoek is al opgestart in Nederland, en ook in andere landen, waaronder Duitsland, Frankrijk en Rusland, lopen projecten om de meting wetenschappelijk te valideren. Door de BAT in verschillende landen te testen, moet het instrument nog accurater worden.
Wat is burn-out?
Burn-out is een werkgerelateerde aandoening die voorkomt bij werknemers die gedurende een langere periode productief en zonder problemen hebben gewerkt tot tevredenheid van zichzelf en anderen. Extreme vermoeidheid, ontregeling van emotionele en cognitieve processen, én mentaal afstand nemen kunnen gezien worden als de kernelementen van het syndroom. Het mentaal distantiëren kan gezien worden als een disfunctionele poging om verdere uitputting te voorkomen.
Deze kernsymptomen worden vergezeld door secundaire symptomen, zoals een depressieve stemming, en gedragsmatige en psychosomatische spanningsklachten.
Burn-out wordt hoofzakelijk veroorzaakt door een disbalans tussen hoge werkeisen en onvoldoende hulpbronnen op het werk. Problemen in de privésfeer of persoonlijke kwetsbaarheden kunnen hierbij een faciliterende rol spelen. Uiteindelijk leidt burn-out tot gevoelens van incompetentie en slechtere prestaties op het werk.